Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [59]Ulieder omkeren is, alsof de pottenbakker geacht werd als leem, dat het maaksel zeide van zijn maker: Hij heeft mij niet gemaakt; en het geformeerde vat van zijn pottenbakker zeide: Hij verstaat het niet. 59. Te weten dat gij de natuur der zaken verkeert, willende, gelijk men zegt, den meester maken boven God, daar gij toch zijn schepsel zijt. Anders: o uwe verkeerdheid! zal de pottenbakker het leem gelijk geacht worden? te weten hetwelk niets doet en niets verstaat; indien het leem loochent dat het van den pottenbakker geformeerd is en dat hij iets verstaat, zo wordt de pottenbakker geacht als leem. De zin is: Aangaande dat gijlieden zulke mening hebt van uwe behendigheid en spitsvondigheid, alsof gij God den Heere zoudt kunnen bedriegen en zijn voornemen zoudt kunnen verhinderen, is dat niet zo wijd buiten rede, alsof het leem zich verhief tegen den pottenbakker, om tegen hem te twisten en hem te berispen dat hij zijn werk niet goed gemaakt heeft?